Voor het handhaven van de rechtsorde en het bieden van hulpverlening komen opsporingsambtenaren regelmatig in situaties terecht waarin geweld gebruikt moet worden, omdat de omstandigheden hierom vragen. Zij worden getraind om met deze situaties om te gaan en zo nodig fysiek geweld, de wapenstok, pepperspray of, in het uiterste geval, hun vuurwapen te gebruiken. Voor de inzet van elk nieuw geweldsmiddel worden zij opgeleid.
Team Spoedeisende Inzet
De Rijksrecherche beschikt over een Team Spoedeisende Inzet (TSI). Deze rijksrechercheurs worden ingezet bij (gewelds)incidenten waarbij bijvoorbeeld de politie als partij is betrokken.
Het Team Spoedeisende Inzet wordt ingezet bij:
schietincidenten met enig letsel of dood tot gevolg;
overige geweldsconfrontaties met ernstig letsel of dood tot gevolg;
aanrijdingen met dienstvoertuigen met zwaar lichamelijk letsel of dood tot gevolg;
personen die toevertrouwd zijn aan de zorg van de politie en daarbij zwaar lichamelijk letsel oplopen of overlijden.
De politie is bevoegd om geweld te gebruiken om haar taak, de handhaving van de rechtsorde, uit te voeren. Het gebruikte geweld moet echter altijd in verhouding staan tot de ernst van de situatie en het misdrijf. Als hierdoor burgers ernstig of dodelijk gewond raken, start de Rijksrecherche een onderzoek.
De officier van dienst politie wordt in kennis gesteld van het incident. Hij is vervolgens verplicht dit te melden bij de officier van justitie.
De officier van justitie informeert, al dan niet door tussenkomst van de Landelijk coördinerend officier van Justitie voor de Rijksrecherche, het beleidspiket Rijksrecherche.
Het beleidspiket van de Rijksrecherche formeert een onderzoeksteam en benoemt een coördinator.
De coördinator overlegt met de officier van dienst politie en legt de procedure uit aan de betrokken politiefunctionaris(sen). In principe moet de politiefunctionaris binnen 24 uur gehoord worden. Vervolgens worden de verhoren gepland. Er wordt gedurende het onderzoek regelmatig overleg gevoerd met het Openbaar Ministerie. In het kader van de objectiviteit mag de officier van justitie geen gebiedsgebonden officier zijn van het gebied waar het incident zich afspeelde.
Het gehele onderzoek vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de Rijksrecherche, waarbij wordt bewaakt dat medewerkers van ondersteunende diensten geen directe relatie hebben met de betrokkenen. Zo wordt onder andere de forensische opsporing van een andere politie-eenheid gestuurd, wordt bepaald hoeveel mensen er nodig zijn voor het onderzoek, wordt bekeken of er buurtonderzoek moet plaatsvinden, etc.
Vaak wordt de plaats delict (PD) door middel van forensische visualisatie digitaal vastgelegd. Dat gebeurt door een speciale afdeling van het politiekorps die gespecialiseerd is in 360 graden fotografie (panoramafoto’s) en het digitaal vastleggen van de sporen. Op die manier kan tot in lengte der dagen de plaats delict (virtueel) bekeken worden en kan eventueel een digitale reconstructie plaatsvinden.
Ter plaatse kan door specialisten een netwerkonderzoek worden verricht, denk hierbij aan sociale media en het opsporen van camerabeelden.
Na het schietincident worden alle betrokkenen verhoord. Met betrekking tot de vastgelegde sporen wordt een zogenaamd FIT-gesprek gevoerd. Dit is een forensische intake met het Nederlands Forensisch Instituut of de forensische opsporing van de politie, de zaaksofficier van justitie en de rijksrechercheurs. In dit gesprek wordt besloten welke sporen wel en niet onderzocht worden. In het geval van een overlijden wordt altijd sectie gedaan. Soms worden er bijzondere opsporingsmethoden ingezet, zoals doorzoeking van een woning of telecommunicatie-onderzoek.
Bij complexe zaken is soms (video)reconstructie nodig. Er zijn dan onduidelijkheden over wat er precies heeft plaats gevonden. Het incident wordt veelal onder verantwoordelijkheid van de rechter-commissaris nagespeeld en de betrokkenen worden door een deskundige op de (evt. nagebouwde) plaats delict geïnterviewd. De rechter-commissaris, officier van justitie, betrokken advocaten en soms het slachtoffer of diens nabestaanden zijn hierbij aanwezig. Alles wordt op video vastgelegd.
Als het onderzoek is afgerond gaat het proces verbaal naar de officier van justitie die verantwoordelijk is voor de beslissing over de rechtmatigheid van het geweld. De hoofdofficier van justitie laat zich daarbij adviseren door de Adviescommissie vuurwapengeweld politie. Dit advies is overigens niet bindend maar kan wel bijdragen tot een uniforme afhandeling van zaken.
In sommige gevallen is er (aanvullend) onderzoek nodig van het NFI. Dit kan invloed hebben op de looptijd van het onderzoek. Afhankelijk van de complexiteit en de uitkomsten van het forensisch onderzoek kan het Rijksrechercheonderzoek langer duren.